Hefbomen zijn apparaten waarmee je krachten kunt vergroten. Bijvoorbeeld om spierkracht om te zetten in een grotere kracht.

 

Elke hefboom heeft een draaipunt. Je kunt een hefboom vergelijken met een wip of een balans waarvan de twee armen niet even lang zijn. De twee mensen zijn niet even zwaar, maar toch in evenwicht. Dit komt doordat de zware persoon dichterbij het draaipunt zit. De afstand van de kracht tot het draaipunt noem je de arm.

Bij een hefboom geldt: Hoe kleiner de arm hoe groter de kracht (of de massa).

Meestal zijn er twee ongelijke armen. De lange arm en de korte arm. Je knijpt met je handen in de lange arm. Vlakbij het draaipunt bevindt zich de scherpe rand van de tang waarmee je de draad doorknipt. Dit is de korte arm.

 

Het moment is het draaieffect van een kracht. Het moment hangt af van de kracht en van de arm.

De eenheid van moment is Nm

 

Bij een hefboomwet leveren beide krachten een moment. Als er een evenwicht is, zijn beide momenten gelijk. Dit noemen we de hefboomwet